Inkomstenbelasting

Kamervragen set-aside-regeling en landbouwvrijstelling

Kamervragen set-aside-regeling en landbouwvrijstelling 800 499 AL Raad & Partners

De staatssecretaris van Financiën heeft nadere Kamervragen beantwoord over de set-asideregeling en de landbouwvrijstelling door boeren die landbouwgrond hebben omgezet in bos. Op grond van de set-asideregeling werd subsidie verleend voor de aanleg van bos op landbouwgrond en ter compensatie van daaruit voortvloeiend inkomensverlies. Deelnemers aan deze regeling hebben de bosbouwvrijstelling toegepast in hun aangiften inkomstenbelasting op de ontvangen subsidies. Bij vervreemding van de grond is in enkele gevallen ook de landbouwvrijstelling geclaimd. Grond kan echter niet tegelijkertijd worden aangewend in een bosbouwbedrijf en binnen een landbouwbedrijf. Dat houdt in dat de landbouwvrijstelling niet van toepassing kan zijn op de waardeaangroei die betrekking heeft op de periode waarin de grond werd aangewend in het bosbouwbedrijf.

De staatssecretaris ontkent dat voor de toepassing van de set-asideregeling vereist was dat de gebruikers aanspraak konden maken op de landbouwvrijstelling. Over het niet toepassen van de landbouwvrijstelling bij een deelnemer aan de set-asideregeling loopt een procedure bij de Hoge Raad. Volgens de staatssecretaris blijkt uit de rechterlijke uitspraken dat geen uitlatingen zijn gedaan over de toepassing van de landbouwvrijstelling op de waardeontwikkeling van grond waarop de set-asideregeling is toegepast. Het is aan de belastinginspecteur om aan de hand van een feitelijke beoordeling aan te geven of de behaalde winst geheel of gedeeltelijk onder de landbouwvrijstelling kan vallen. Vervolgens is het aan de rechter om vast te stellen of deze beoordeling juist is.

Als een agrariër ervoor had gekozen het landbouwbedrijf voort te zetten en geen gebruik te maken van de set-asideregeling zou de landbouwvrijstelling bij verkoop van de grond van toepassing zijn, mits aan de overige voorwaarden daarvoor zou zijn voldaan. 

Bron:Ministerie van Financiën| publicatie| 2023Z11316| 26-11-2023

Te hoge rente op eigenwoningschuld binnen familie gecorrigeerd

Te hoge rente op eigenwoningschuld binnen familie gecorrigeerd 800 533 AL Raad & Partners

Of de rente op een lening tussen gelieerde partijen zakelijk is wordt bepaald door een vergelijking met de rente die niet gelieerde partijen onder overigens gelijke omstandigheden voor een lening met vergelijkbare voorwaarden zouden zijn overeengekomen. De vergelijking dient gemaakt te worden naar het moment van het verstrekken van de lening. De bewijslast omtrent de zakelijkheid van de overeengekomen rente voor een eigenwoningschuld rust op de belastingplichtige omdat het om een aftrekpost gaat.

De belanghebbende in een procedure voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de aankoop van zijn eigen woning gefinancierd met een lening van zijn schoonvader. Deze lening kwalificeerde als een eigenwoningschuld. De Belastingdienst heeft het standpunt ingenomen dat de overeengekomen rente van 7,3% op de lening niet zakelijk is. De rente dient te worden vastgesteld op basis van bancaire tarieven voor hypothecaire geldleningen, verhoogd met een opslag van 0,6% vanwege het ontbreken van hypothecaire zekerheid. De Belastingdienst heeft de aftrekbare rente van de eigenwoningschuld gecorrigeerd tot 2,75%. De rechtbank is van oordeel dat de belanghebbende niet heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast dat een rente van 7,3% zakelijk is.

De schoonvader heeft in 2018 twee hypothecaire geldleningen aan derden verstrekt tegen een rente van 6%. Volgens de belanghebbende kan daaruit afgeleid worden dat 6% een zakelijke rente was ingeval van particuliere financiering. De belanghebbende heeft deze stelling niet onderbouwd en geen feiten of omstandigheden aangedragen met betrekking tot de verstrekking van deze twee leningen. Evenmin was sprake van een hoog risicoprofiel dat een hogere rente zou rechtvaardigen. De rechtbank beoordeelde dat aan de hand van de hoogte van de lening van € 350.000 ten opzichte van de aankooprijs van de woning van € 415.000 en de inkomens- en vermogenspositie van de belanghebbende en zijn echtgenote.

De rechtbank heeft ook de stelling van de belanghebbende dat de bank hem geen hypothecaire lening van € 350.000 wilde verstrekken en hij daarom was aangewezen op particuliere financiering niet aannemelijk geacht. De door de inspecteur als zakelijk aangemerkte rente van 2,75% is volgens de rechtbank redelijk.

Bron:Rechtbank Zeeland-West-Brabant| jurisprudentie| ECLINLRBZWB20237093, BRE 22/3981| 11-10-2023

Toepassing arbeidskorting op arbeidsongeschiktheidsuitkering?

Toepassing arbeidskorting op arbeidsongeschiktheidsuitkering? 800 534 AL Raad & Partners

De arbeidskorting is een heffingskorting, die als doel heeft het bevorderen van de arbeidsparticipatie. Deze heffingskorting wordt alleen toegepast op het inkomen uit tegenwoordige arbeid en niet over socialezekerheidsuitkeringen. Onlangs heeft Hof Den Haag geoordeeld dat een WGA-uitkering mag worden meegenomen in de berekeningsgrondslag voor de arbeidskorting. Tegen deze uitspraak is beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

In een reactie op de uitspraak schetst de staatssecretaris van Financiën twee opties om de door het hof geconstateerde ongelijke behandeling en vermeende tegenstrijdigheid met het gelijkheidsbeginsel weg te nemen. De eerste optie is om de samenvoegbepaling zo aan te passen dat de arbeidskorting niet meer toegepast kan worden op socialezekerheidsuitkeringen, die via de werkgever worden uitbetaald. De tweede optie is om in de loon- en inkomstenbelasting de arbeidskorting toe te passen op socialezekerheidsuitkeringen op voorwaarde dat de uitkeringsgerechtigde ook werkt.

Het kabinet wacht het arrest van de Hoge Raad af voordat een beslissing wordt genomen. De Advocaat-Generaal zal in deze zaak een conclusie nemen voordat de Hoge Raad arrest wijst.

Bron:Ministerie van Financiën| publicatie| 2023-0000233791| 19-10-2023

Kamerbrief houdbaarheid Wet rechtsherstel box 3

Kamerbrief houdbaarheid Wet rechtsherstel box 3 800 533 AL Raad & Partners

In het zogeheten Kerstarrest oordeelde de Hoge Raad dat het stelsel dat sinds 2017 in box 3 gold, in bepaalde gevallen in strijd is met het eigendomsrecht van het EVRM. Naar aanleiding van het Kerstarrest is de Wet rechtsherstel box 3 ingevoerd en is de Wet IB 2001 door de Overbruggingswet box 3 aangepast. Het rechtsherstel ziet op aanslagen voor de jaren 2017 tot en met 2022. De Overbruggingswet box 3 heeft de bepalingen voor box 3 in de Wet IB 2001 aangepast voor aanslagen voor de jaren vanaf 2023.

De staatssecretaris van Financiën heeft een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over de belastingheffing in box 3 volgens de forfaitaire spaarvariant van de Wet rechtsherstel box 3. Er lopen meerdere cassatieprocedures bij de Hoge Raad over de vraag of deze forfaitaire spaarvariant in lijn is met het Kerstarrest. Waar de staatssecretaris eerst stellig was in de bewering dat dit het geval is, lijkt hij nu een slag om de arm te houden. De Belastingdienst houdt er rekening mee dat de Hoge Raad de Wet rechtsherstel box 3 in een van de lopende procedures onderuit haalt. Voor dat geval heeft de Belastingdienst een formulier in voorbereiding waarmee belastingplichtigen hun werkelijke rendement kunnen opgeven. De staatssecretaris merkt op dat een duidelijke uitwerking van het begrip werkelijk rendement nodig is. In de lopende cassatieprocedures hebben gerechtshoven daaraan een verschillende invulling gegeven.

In de brief gaat de staatssecretaris in op mogelijke verfijningen in box 3 voor de overbruggingsperiode tot de invoering van een belastingstelsel op basis van werkelijk behaalde rendementen. De verfijningen hebben betrekking op de categorie overige bezittingen. Deze categorie is zeer uitgebreid, maar kent één rendementspercentage ongeacht de aard van de bezittingen. Enkele verfijningen zijn in het Belastingplan 2024 opgenomen.

Over de invoering van een vorm van tegenbewijs, waarbij rekening wordt gehouden met het werkelijke rendement over meerdere jaren, neemt het kabinet geen besluit. Wel wijst de staatssecretaris erop dat een meerjarige tegenbewijsregeling mogelijk rechtvaardiger is dan een tegenbewijsregeling per jaar. Een meerjarige variant is wel complexer dan een eenjarige variant.

Bron:Ministerie van Financiën| publicatie| 2023-0000217278 | 28-09-2023

Conclusie A-G over belastingheffing in box 3

Conclusie A-G over belastingheffing in box 3 800 534 AL Raad & Partners

De Advocaat-Generaal (A-G) bij de Hoge Raad heeft een conclusie gewijd aan een procedure over de belastingheffing in box 3 onder het Besluit en de Wet Rechtsherstel box 3.

De staatssecretaris van Financiën heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden. De vraag die aan het hof is voorgelegd, is de volgende: geldt voor een aandeel in een VvE-reserve het wettelijke rendement voor banktegoeden of dat voor overige bezittingen. Het hof is van oordeel dat moet worden uitgegaan van het rendement voor banktegoeden. Daarmee wijkt het hof af van de tekst en de bedoeling van het besluit en de wet. Daaruit blijkt dat aandelen in een VvE-reserve tot de overige bezittingen worden gerekend. Overigens wordt in het Belastingplan 2024 voorgesteld de zienswijze van het hof in de wet op te nemen met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023.

Het hof baseert zijn afwijkende oordeel op het werkelijke op de VvE-reserve behaalde rendement en op het feit dat het Burgerlijk Wetboek VvE’s verplicht hun reserves aan te houden op een afzonderlijke bank- of spaarrekening. De A-G is van mening dat het hof de kwalificatievraag of de aandelen in een VvE-reserve ‘banktegoeden’ of ‘overige bezittingen’ zijn onjuist heeft beantwoord. Het hof is er kennelijk van uit gegaan dat de kwalificatie ‘overige bezittingen’ de grondrechten van de belanghebbenden schendt. Dat is volgens de A-G niet het geval. Grondrechtelijk is alleen van belang of de Herstelwet de belanghebbenden in strijd met het EVRM discriminatoir en/of confiscatoir belast.

Volgens de A-G had het hof het verschil tussen het wettelijke en het werkelijke nettorendement op het totale vermogen van de belanghebbenden moeten vaststellen. De wetgever wil immers ook onder de Herstelwet het werkelijke nettorendement van een belastingplichtige op diens vermogen benaderen. Een schending van EVRM-rechten is pas aan de orde als het feitelijke nettorendement significant lager is dan het wettelijke rendement op het gehele vermogen. Het zou de feitenrechtspraak zeer helpen als de Hoge Raad aangeeft in hoeverre de term ‘op rechtsherstel gerichte compensatie’ in het Kerstarrest een marge toelaat tussen heffing op basis van het werkelijke nettorendement en heffing op basis van het wettelijke rendement.

De A-G is van mening dat de Herstelwet het geconstateerde tekort van de belastingheffing in box 3 alleen heeft weggenomen voor banktegoeden. Door banktegoeden en schulden een lager gemiddeld rendement toe te kennen dan overige bezittingen wordt de spreiding van werkelijke rendementen rond het gemiddelde beleggingsresultaat groter dan de spreiding rond het gemiddelde rendement op het hele vermogen was. De Hoge Raad zou de politiek moeten uitleggen dat een inkomstenbelasting naar een gemiddeld beleggingsresultaat nooit een voldoende benadering van een heffing over het feitelijke individuele beleggingsrendement kan worden. Een gemiddeldenbelasting is volgens de A-G nooit verenigbaar met het discriminatieverbod en het eigendomsgrondrecht.

Bron:Hoge Raad| Conclusie AG| ECLINLPHR2023655, 23/00653,23/00654| 31-08-2023

Voorlopig ontwerp Wet werkelijk rendement box 3

Voorlopig ontwerp Wet werkelijk rendement box 3 800 532 AL Raad & Partners

De staatssecretaris van Financiën heeft een ontwerp van de Wet werkelijk rendement box 3 ter consultatie gepubliceerd. De consultatie betreft geen afgerond wetsontwerp maar een ontwerp op hoofdlijnen. Belangstellenden kunnen tot en met 20 oktober 2023 reageren. Het is de bedoeling dat op 1 januari 2027 een nieuw box 3-stelsel in werking zal treden.

Het nieuwe stelsel geldt voor alle vermogensbestanddelen, die nu ook in box 3 vallen. In beginsel worden bestaande vrijstellingen gehandhaafd, tenzij er aanleiding is om een vrijstelling anders vorm te geven of af te schaffen. Alle bezittingen en schulden worden gewaardeerd naar de waarde in het economische verkeer.

Uitgangspunt voor het voorstel is een vermogensaanwasbelasting. Op die manier wordt het werkelijk behaalde rendement van vermogen belast. Het te belasten rendement bestaat uit direct en indirect rendement. Direct rendement omvat rente, huur, pacht en dividend, verminderd met kosten. Indirect rendement bestaat uit de gerealiseerde en ongerealiseerde waardeontwikkeling van vermogen, minus kosten. De waardeontwikkeling wordt in principe jaarlijks belast. Een verlies wordt verrekend met box 3-inkomen uit andere jaren. Er komt een drempel voor de verliesverrekening.

Op het uitgangspunt van een vermogensaanwasbelasting gelden enkele uitzonderingen. Daarvoor geldt een vermogenswinstbelasting. Deze uitzonderingen zijn onroerende zaken en aandelen in familiebedrijven en startende innovatieve ondernemingen. De waardeontwikkeling van deze vermogensbestanddelen wordt niet jaarlijks belast maar pas bij realisatie. In veel gevallen is dat bij verkoop van het vermogensbestanddeel. Voor een vakantiewoning, die hoofdzakelijk in eigen gebruik is, wordt het rendement forfaitair bepaald. Dit forfait is een vast percentage van de WOZ-waarde.

Vermogensaanwas van banktegoeden doet zich in de regel niet voor. Daarom wordt voorgesteld om enkel de rente te belasten. Dat heeft tot gevolg dat ook koerswinst en -verlies op banktegoeden in vreemde valuta niet in de heffing worden betrokken.

Om te voorkomen dat in gelieerde verhoudingen transacties worden gesloten op afwijkende voorwaarden om belasting te ontwijken geldt een zakelijkheidstoets.

Roerende zaken voor eigen gebruik, zoals auto’s, caravans en boten, blijven buiten de belastingheffing.

Voorgesteld wordt om de vrijstelling voor groen sparen en beleggen af te schaffen en de heffingskorting voor groene beleggingen en spaartegoeden te verhogen.

Om waarderingsproblemen bij genotsrechten te voorkomen wordt voorgesteld om de vermogensaanwas of vermogenswinst te belasten bij de eigenaar van het vermogensbestanddeel. Het genotsrecht wordt gewaardeerd op nihil en het vermogensbestanddeel wordt gewaardeerd alsof er geen genotsrecht op gevestigd is. De reguliere voordelen, zoals dividend en rente worden belast bij degene bij wie deze opkomen.

Het heffingvrije vermogen van het huidige belastingstelsel wordt vervangen door een heffingvrij inkomen. De hoogte van het heffingvrije inkomen, het belastingtarief en de verliesdrempel zijn nog niet vastgesteld.

Bron:Ministerie van Financiën| wetsvoorstel| 2023-0000202460| 10-09-2023

Volgorde van verrekening belasting- en heffingskorting

Volgorde van verrekening belasting- en heffingskorting 800 534 AL Raad & Partners

Uit de Wet IB 2001 volgt dat de verschuldigde inkomstenbelasting over een kalenderjaar bestaat uit de som van de berekende belasting over de inkomens in de drie boxen, verminderd met het bedrag van de heffingskorting. De verschuldigde inkomstenbelasting over het box 1-inkomen wordt verminderd met de belastingkorting voor een omgezet verlies uit aanmerkelijk belang. De gecombineerde heffingskorting kan niet groter zijn dan het gezamenlijke bedrag aan belasting over de drie box-inkomens.

Volgens de Hoge Raad kan uit de parlementaire geschiedenis niet worden afgeleid dat ingeval van verrekening van een verlies uit aanmerkelijk belang de heffingskorting wordt toegepast vóór de belastingkorting. De wetgever heeft bij de vormgeving van de verliesverrekeningsmogelijkheid uitdrukkelijk rekening gehouden met belastingplichtigen die na het beëindigen van hun aanmerkelijkbelangpositie een relatief bescheiden inkomen hebben. Dat is gedaan door de belastingkorting voor verlies uit aanmerkelijk belang in mindering te brengen op het gecombineerde bedrag aan inkomstenbelasting en premieheffing. Daaruit kan niet worden afgeleid dat in die gevallen de heffingskorting eerst moet worden toegepast. De wetgever heeft bedoeld om de aanmerkelijkbelanghouder dezelfde verliesverrekeningsmogelijkheid te geven als de ondernemer. De verrekening van een verlies bij de staking van een onderneming vindt ook plaats voor toepassing van de heffingskorting.

Bron:Hoge Raad| jurisprudentie| ECLINLHR20231092, 22/03706| 17-08-2023

Vermogensetikettering weinig zakelijk gebruikte auto

Vermogensetikettering weinig zakelijk gebruikte auto 800 534 AL Raad & Partners

Volgens de regels van vermogensetikettering bepaalt een ondernemer zelf binnen redelijke grenzen of hij een vermogensbestanddeel tot zijn ondernemingsvermogen rekent of tot zijn privévermogen. De grenzen van de redelijkheid worden overschreden als de ondernemer een zaak, die voor 90% of meer privé wordt gebruikt, tot zijn ondernemingsvermogen rekent. Een personenauto, die zowel voor de onderneming als privé wordt gebruikt, behoort in beginsel tot het keuzevermogen van de ondernemer. De Hoge Raad heeft in een arrest uit 2001 geoordeeld dat een gemengd gebruikte personenauto verplicht ondernemingsvermogen vormt als het aantal privékilometers op jaarbasis minder bedraagt dan 500. Dat is de grens waaronder voor de heffing van inkomstenbelasting geen onttrekking aan het ondernemingsvermogen in aanmerking hoeft te worden genomen.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft onlangs geoordeeld dat een auto, die minder dan 10% zakelijk wordt gebruikt, verplicht privévermogen vormt. Dat het aantal zakelijk gereden kilometers meer dan 500 heeft bedragen, is niet relevant voor de vermogensetikettering. Volgens de Hoge Raad is het hof er terecht van uitgegaan dat het arrest uit 2001 alleen betrekking heeft op de afbakening tussen keuzevermogen en verplicht ondernemingsvermogen. De grens van 500 km geldt niet voor de afbakening tussen keuzevermogen en verplicht privévermogen.

De Hoge Raad merkt nog op dat de rechtsregel uit het arrest van 2001 alleen geldt als het aantal zakelijke kilometers groter is dan het aantal privékilometers. In alle andere gevallen gelden de gebruikelijke regels van vermogensetikettering. Dit betekent dat een gemengd gebruikte auto verplicht privévermogen vormt als het aantal privékilometers op jaarbasis 90% of meer bedraagt van het totale gebruik.

Bron:Hoge Raad| jurisprudentie| ECLINLHR20231096, 21/00744| 17-08-2023

Verduisterde bedragen vormden resultaat uit werkzaamheid

Verduisterde bedragen vormden resultaat uit werkzaamheid 800 532 AL Raad & Partners

De belastingrechter dient in een procedure over een belastingaanslag op basis van de fiscale bewijsregels en aan de hand van de stellingen van partijen en het in het geding gebrachte bewijsmateriaal te beoordelen in hoeverre de aanslag juist is vastgesteld. Dat het oordeel van de rechter in een fiscale procedure in lijn is met een vonnis van de rechtbank in een civiele of een strafrechtelijke procedure betekent niet dat de rechter de fiscale bewijsregels niet juist heeft toegepast.

De Belastingdienst heeft navorderingsaanslagen IB opgelegd over de jaren 2013, 2014 en 2015 aan een wegens verduistering op staande voet ontslagen boekhoudster. Voor het jaar 2016 heeft de Belastingdienst de ingediende aangifte gecorrigeerd bij het vaststellen van de aanslag. De verduisterde bedragen heeft de Belastingdienst aangemerkt als resultaat uit een werkzaamheid. In een civiele procedure is vastgesteld dat de boekhoudster in totaal € 843.000 heeft verduisterd in een periode van zeven jaar. De verduisterde bedragen heeft de boekhoudster niet in haar aangiften IB verwerkt. Tegelijk met de aanslagen zijn vergrijpboeten opgelegd van 25% van de verschuldigde belasting. De rechtbank heeft deze boeten verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Gelet op de omvang van de verzwegen bedragen is de daarover verschuldigde belasting zowel absoluut als relatief aanzienlijk. Volgens Hof Den Bosch is de boekhoudster zich er bewust van geweest dat zij in 2013, 2014, 2015 en 2016 onjuiste aangiften heeft gedaan. Uit haar verklaring in de civiele procedure volgt immers dat zij haar werk meer waard vond dan hetgeen zij aan loon daarvoor ontving. De boekhoudster was zich ervan bewust dat ze de verduisterde bedragen als inkomen in haar aangiften had moeten opnemen, gezien haar stelling dat de bedragen als loon uit dienstbetrekking moesten worden gezien. Het hof constateert dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard omdat de boekhoudster niet de vereiste aangiften heeft gedaan. Dit betekent dat de belastingaanslagen in stand blijven, tenzij is gebleken dat en in hoeverre deze onjuist zijn. De inspecteur is bij het vaststellen van de belastingaanslagen uitgegaan van de in de betreffende jaren overgeboekte bedragen. Daarmee is aan het vereiste dat de aanslagen berusten op een redelijke schatting voldaan.

Naar het oordeel van het hof heeft de boekhoudster bewust het risico aanvaard dat de aanslagen te laag zouden worden vastgesteld. Het hof acht de door de rechtbank vastgestelde boeten voor de jaren 2013 tot en met 2015 passend en geboden en handhaaft deze. De boete voor het jaar 2016 heeft het hof verminderd met 15% wegens overschrijding van de redelijke termijn. Sinds de kennisgeving van het voornemen tot het opleggen van een vergrijpboete tot de uitspraak van het hof is een periode van meer dan 4,5 jaar verstreken. De redelijke termijn van vier jaren tot en met de behandeling in hoger beroep is overschreden met, naar boven afgerond, één jaar.

Bron:Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch| jurisprudentie| ECLINLGHSHE2023468, 21/00861 tot en met 21/00865| 31-01-2023

Winst bij verkoop perceel grond niet belast als resultaat uit werkzaamheid

Winst bij verkoop perceel grond niet belast als resultaat uit werkzaamheid 800 533 AL Raad & Partners

Het inkomen uit werk en woning wordt belast in box 1 van de inkomstenbelasting. Onderdeel van het inkomen uit werk en woning is het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden. Overige werkzaamheden zijn werkzaamheden die geen belastbare winst of belastbaar loon genereren. Onder werkzaamheid wordt mede verstaan het rendabel maken van vermogen op een wijze die normaal, actief vermogensbeheer te buiten gaat. De Wet IB 2001 bevat geen definitie van het begrip werkzaamheid.

Uit de wetsgeschiedenis kan worden afgeleid dat het gaat om het verrichten van enige vorm van arbeid in het economische verkeer, die is gericht op het behalen van een geldelijk voordeel. Dat voordeel moet beoogd en redelijkerwijs te verwachten zijn. De bewijslast voor een positief resultaat uit een werkzaamheid rust op de inspecteur.

In een procedure voor Hof Den Haag was in geschil of het bij de aan- en verkoop van een perceel tuingrond behaalde voordeel resultaat uit een werkzaamheid vormt. Bepalend daarvoor is volgens het hof of het voordeel redelijkerwijs kon worden verwacht. De inspecteur meende dat dit het geval is. Het is algemeen bekend dat grond met een agrarische bestemming een lagere waarde heeft dan bouwgrond met een woonbestemming. De belanghebbende heeft bij de transacties gebruik gemaakt van de diensten van een adviseur. De belanghebbende stelde dat hijzelf met de verkoper overeenstemming heeft bereikt over de koop van de tuingrond en de woning. De woning wilde hij kopen voor zijn zoon en de tuingrond voor privédoeleinden. Op de tuingrond bevonden zich enkele kassen. De belanghebbende heeft na het bereiken van overeenstemming over de koop de adviseur benaderd vanwege diens expertise op het gebied van de sloop van kassen. Pas nadat het de belanghebbende duidelijk was geworden dat slopen van de kassen duurder zou zijn dan hij had ingeschat, kwam verkoop van de tuingrond aan de orde. Omdat zijn zoon toch niet geïnteresseerd was in de woning is ook de woning in de verkoop betrokken. De prijs voor de tuingrond heeft de belanghebbende afgeleid uit informatie die hij van enkele makelaars heeft verkregen.

Het hof is van oordeel dat de inspecteur niet heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast dat het voordeel was beoogd en redelijkerwijs ook te verwachten. De inspecteur heeft niets gesteld waaruit is af te leiden dat de belanghebbende op het moment van aankoop van de tuingrond een voornemen had tot doorverkoop. De belanghebbende heeft geen handelingen verricht, die gericht waren op het rendabel maken van vermogen op een wijze die normaal actief vermogensbeheer te buiten gaat. Het door de belanghebbende met de verkoop van de tuingrond behaalde voordeel van € 700.000 vormt geen belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden.

Bron:Gerechtshof Den Haag| jurisprudentie| ECLINLGHDHA20231354, BK-23/00048| 11-07-2023
  1. Algemeen

In deze privacyvoorwaarden wordt verstaan onder:

  • Algemene voorwaarden: de Algemene voorwaarden van Verwerker, die onverkort van toepassing zijn op iedere afspraak tussen Verwerker en Verantwoordelijke en van welke Algemene voorwaarden deze privacyvoorwaarden onlosmakelijk deel uitmaken.
  • Verwerker: de Vennootschap onder firma A&L Finance h/o AL Raad & Partners, statutair gevestigd te en kantoorhoudende aan Multatulilaan 10 te Roosendaal en alle aan gelieerde entiteiten, waaronder maar niet uitsluitend, eveneens Opdrachtnemer.
  • Gegevens: de persoonsgegevens zoals omschreven in Annex 1.
  • Opdrachtgever: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die aan Opdrachtnemer opdracht heeft gegeven tot het verrichten van Werkzaamheden, eveneens Verantwoordelijke.
  • Opdrachtnemer: de Vennootschap onder firma A&L Finance h/o AL Raad & Partners, statutair gevestigd te en kantoorhoudende aan Multatulilaan 10 4707 LZ te Roosendaal eveneens Verwerker.
  • Overeenkomst: elke afspraak tussen Opdrachtgever en Opdrachtnemer tot het verrichten van Werkzaamheden door Opdrachtnemer ten behoeve van de Opdrachtgever, conform het bepaalde in de opdrachtbevestiging.
  • Verantwoordelijke: de Opdrachtgever die als natuurlijk persoon of rechtspersoon aan de Opdrachtnemer, eveneens Verwerker, opdracht heeft gegeven tot het verrichten van Werkzaamheden.
  • Werkzaamheden: alle werkzaamheden waartoe opdracht is gegeven, of die door Opdrachtnemer uit anderen hoofde worden verricht. Het voorgaande geldt in de ruimste zin van het woord en omvat in ieder geval de werkzaamheden zoals vermeld in de opdrachtbevestiging.

 

  1. Toepasselijkheid privacyvoorwaarden
  • Deze privacyvoorwaarden zijn van toepassing op alle gegevens die in het kader van de uitvoering van de Overeenkomst met Opdrachtgever door Opdrachtnemer worden verzameld voor Opdrachtgever, alsmede op alle uit de Overeenkomst voor Opdrachtnemer voortvloeiende Werkzaamheden en de in dat kader te verzamelen gegevens.
  • Verantwoordelijke is verantwoordelijk voor de verwerking van de Gegevens zoals omschreven in Annex 1.
  • Bij de uitvoering van de Overeenkomst verwerkt Verwerker bepaalde persoonsgegevens voor Verantwoordelijke.
  • Dit is een verwerkersovereenkomst is de zin van artikel 28 lid 3 Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), waarin de rechten en verplichtingen ten aanzien van de verwerking van de persoonsgegevens schriftelijk is geregeld, waaronder ten aanzien van de beveiliging. Deze verwerkersovereenkomst in ten opzichte van Verantwoordelijke bindend voor deze Verwerker.
  • Deze privacy-voorwaarden maken, net als de Algemene voorwaarden van Verwerker, onderdeel uit van de Overeenkomst en alle toekomstige overeenkomsten tussen partijen.

 

  1. Reikwijdte privacy-voorwaarden
  • Met het geven van de opdracht tot het verrichten van Werkzaamheden heeft Verantwoordelijke aan Verwerker de opdracht gegeven om de Gegevens te verwerken namens de Verantwoordelijke op de wijze zoals omschreven in Annex 1 in overeenstemming met de bepalingen van deze privacy-voorwaarden.
  • Verwerker verwerkt de Gegevens uitsluitend in overeenstemming met deze privacy-voorwaarden, met name met hetgeen is opgenomen in Annex 1. Verwerker bevestigt de Gegevens niet voor andere doeleinden te verwerken.
  • De zeggenschap over de Gegevens komt nooit bij Verwerker te rusten.
  • De Verantwoordelijke kan additionele, schriftelijke instructies aan Verwerker geven vanwege aanpassingen of wijzigingen in de van toepassing zijnde regelgeving op het gebied van bescherming van persoonsgegevens.
  • Verwerker verwerkt de Gegevens enkel in de Europese Economische Ruimte.

 

  1. Verplichting Verantwoordelijke
  • Verantwoordelijke treft de nodige maatregelen opdat persoonsgegevens, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of vervolgens worden verwerkt, juist en nauwkeurig zijn en als zodanig ook aan Verwerker worden verstrekt.

 

  1. Geheimhouding
  • Verwerker en de personen die in dienst zijn van Verwerker dan wel werkzaamheden voor hem verrichten, voor zover deze personen toegang hebben tot persoonsgegevens, verwerken de Gegevens slechts in opdracht van Verantwoordelijke, behoudens afwijkende wettelijke verplichtingen.
  • Verwerker en de personen die in dienst zijn van Verwerker dan wel werkzaamheden voor hem verrichten, voor zover deze personen toegang hebben tot persoonsgegevens, zijn verplicht tot geheimhouding van de persoonsgegevens waarvan zij kennis nemen, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht of uit een taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

 

  1. Geen verdere verstrekking
  • Verwerker zal de gegevens niet delen met of verstrekken aan derden, tenzij Verwerker daartoe voorafgaande, schriftelijke toestemming of opdracht heeft verkregen van Verantwoordelijke of op grond van dwingendrechtelijke regelgeving daartoe verplicht is. Indien Verwerker op grond van dwingendrechtelijke regelgeving verplicht is om de Gegevens te delen met of te verstrekken aan derden, dan zal Verwerker de Verantwoordelijke hierover schriftelijk informeren, tenzij dit niet is toegestaan onder de genoemde regelgeving.

 

  1. Beveiligingsmaatregelen
  • Verwerker zal – rekening houdend met de van toepassing zijnde regelgeving op het gebied van bescherming van Gegevens, de stand van de techniek en de kosten van tenuitvoerlegging – technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen treffen om de Gegevens te beveiligen tegen verlies of tegen enige vorm van onrechtmatige verwerking. De beveiligingsmaatregelen die thans zijn genomen, zijn in Annex 2 bepaald.
  • Verwerker zorgt voor maatregelen die er mede op gericht zijn onnodige verzameling en verdere verwerking van persoonsgegevens te voorkomen.
  • De gegevens worden uitsluitend opgeslagen en verwerkt binnen de Europese Economische Ruimte.

 

  1. Toezicht op naleving
  • Verwerker zal verantwoordelijke op diens verzoek en voor diens rekening inlichtingen verschaffen over de Verwerking van de Gegevens door Verwerker of Sub-verwerkers. Verwerker zal de gevraagde inlichtingen zo snel mogelijk verstrekken, doch uiterlijk binnen vijf werkdagen.
  • Verantwoordelijke heeft eenmaal per jaar en voor eigen rekening het recht om een door Verantwoordelijke en Verwerker gezamenlijk aan te wijzen onafhankelijke derde een inspectie te laten uitvoeren om te verifiëren of Verwerker de verplichtingen onder de AVG en deze verwerkersovereenkomst nakomt. Verwerker zal daaraan alle redelijkerwijs noodzakelijke medewerking verlenen. Verwerker heeft het recht om haar kosten die gepaard gaan met de inspectie in rekening te brengen bij Verantwoordelijke.
  • Verwerker zal in het kader van haar verplichting onder lid 1 van dit artikel aan Verantwoordelijke dan wel een daartoe door Verantwoordelijke ingeschakelde derde in ieder geval:

 

  • Alle relevante inlichtingen en documenten verstrekken;
  • Toegang verlenen tot alle relevante gebouwen, informatiesystemen en gegevens.

 

  • Verantwoordelijke en Verwerker zullen zo spoedig mogelijk na het gereedkomen van het rapport met elkaar in overleg treden om de eventuele risico’s en tekortkomingen te adresseren. Verwerker zal op kosten van Verantwoordelijke maatregelen nemen om de geconstateerde risico’s en tekortkomingen op een voor Verantwoordelijke acceptabel niveau te brengen respectievelijk op te heffen, tenzij partijen schriftelijk anders overeen zijn gekomen.

 

  1. Datalek
  • Zo spoedig mogelijk nadat Verwerker kennis neemt van een incident of datalek dat (mede) betrekking heeft of kan hebben op de Gegevens, stelt Verwerker Verantwoordelijke hiervan op de hoogte via de bij Verwerker bekende contactgegevens van Verantwoordelijke en zal Verwerker informatie verstrekken over: de aard van het incident of de datalek, de getroffen Gegevens, de vastgestelde en verwachte gevolgen van het incident of datalek op de Gegevens en de maatregelen die Verwerker heeft getroffen en zal treffen.
  • Verwerker zal Verantwoordelijke ondersteunen bij meldingen aan betrokkenen en/of autoriteiten.

 

  1. Sub-verwerkers
  • Indien Verwerker op grond van de Overeenkomst zijn verplichtingen mag uitbesteden aan derden, legt Verwerker aan de betreffende derde deze privacy-voorwaarden op, dan wel sluit Verwerker met deze sub-verwerker een (sub)verwerkersovereenkomst betreffende de verantwoordelijkheden en verplichtingen van de sub-verwerker.

  

  1. Medewerkingsplichten en rechten van betrokkenen
  • Verwerker zal Verantwoordelijke op verzoek medewerking verlenen in geval van een klacht, vraag of verzoek van een betrokkene, dan wel onderzoek of inspecties door de Autoriteit Persoonsgegevens.
  • Verwerker zal Verantwoordelijke op dienst verzoek en voor diens rekening bijstaand bij het uitvoeren van een gegevensbescherming-effectbeoordeling.
  • Als Verwerker rechtstreeks van een betrokken een verzoek om inzage, correctie of verwijdering van zijn of haar Gegevens ontvangt, informeert Verwerk Verantwoordelijke binnen twee werkdagen over de ontvangst van het verzoek. Verwerker voert zo snel mogelijk alle instructies uit die Verantwoordelijke schriftelijk aan Verwerker geeft als gevolg van zodanig verzoek van betrokkene. Verwerker treft de noodzakelijke passende technische en organisatorische maatregelen die nodig zijn om te voldoen aan dergelijke instructies van Verantwoordelijke.
  • Indien instructies van Verantwoordelijke aan Verwerker strijd opleveren met enige wettelijke bepalingen omtrent gegevensbescherming, meldt Verwerker dit bij Verantwoordelijke.

 

  1.  Duur en beëindiging
  • Deze privacy-voorwaarden zijn geldig zolang Verwerker de opdracht heeft van Verantwoordelijke om Gegevens te verwerken op grond van de Overeenkomst tussen Verantwoordelijke en Verwerker. Zolang door Verwerker Werkzaamheden worden verricht ten behoeve van Verantwoordelijke zijn deze privacyvoorwaarden op deze relatie van toepassing.
  • Indien Verwerker op grond van een wettelijke bewaarplicht bepaalde gegevens en/of documenten, computerdisks of andere gegevensdragers waarop of waarin zich Gegevens bevinden gedurende een wettelijke termijn moet bewaren, dan zal Verwerker zorgdragen voor de vernietiging van deze gegevens of documenten, computerdisks of andere gegevensdragers binnen 4 weken na beëindiging van de wettelijke bewaarplicht.
  • Bij beëindiging van de Overeenkomst tussen Verantwoordelijke en Verwerker kan Verantwoordelijke aan Verwerker verzoeken om alle documenten, computerdisks en andere gegevensdragers, waarop of waarin zich gegevens bevinden, te retourneren aan Verantwoordelijke, voor rekening van Verantwoordelijke. In geval van retournering zal Verwerker de gegevens verstrekken in de vorm zoals bij Verwerker aanwezig.
  • Onverlet hetgeen voor het overige in dit artikel 12 is bepaald, zal Verwerker na beëindiging van de Overeenkomst geen Gegevens houden noch gebruiken.

 

  1. Nietigheid
  • Indien één of meerdere bepalingen uit deze privacyvoorwaarden nietig zijn of vernietigd worden, blijven de overige voorwaarden volledig van toepassing. Indien enige bepaling van deze privacyvoorwaarden niet rechtsgeldig is, zullen partijen over de inhoud van een nieuwe bepaling onderhandelen, welke bepaling de inhoud van de oorspronkelijke bepaling zo dicht mogelijk benaderd.

 

  1. Toepasselijk recht en forumkeuze
  • Op deze privacy-voorwaarden is Nederlands recht van toepassing.
  • Alle geschillen in verband met de privacyvoorwaarden of de uitvoering daarvan worden voorgelegd aan de bevoegde rechter bij de rechtbank Breda, behoudens voor zover dwingend rechtelijke competentieregels aan deze forumkeuze in de weg zouden staan.

 

ANNEX 1

GEGEVENS EN DOELEINDEN

 

PERSOONSGEGEVENS

 

De Verantwoordelijke laat de Verwerker de volgende persoonsgegevens door Verwerker verwerken in het kader van de opdracht, waaronder maar niet uitsluitend, kunnen vallen personeelsadministratie, loonadministratie, financiële verslaglegging:

 

  • Toegangs- of identificatiegegevens (bijvoorbeeld inlognaam / wachtwoord of klantnummer)
  • Naam (initialen, achternaam)
  • Telefoonnummer
  • E-mailadres
  • Geslacht, geboortedatum en/of leeftijd
  • Straat, huisnummer, postcode, woonplaats, land
  • Functie / beroep
  • Kenteken auto
  • Gegevens ID-bewijs (in verband met de Wwft)
  • Financiële gegevens, zowel zakelijk als privé
  • NAW-gegevens en BSN van personeelsleden van Verantwoordelijke

U bepaalt welke persoonsgegevens worden verwerkt en op welke wijze. U bent verantwoordelijk voor deze verwerking.

DOELEINDEN

 

De werkzaamheden waarvoor bovengenoemde Gegevens mogen worden verwerkt, uitsluitend indien noodzakelijk, zijn in ieder geval:

 

  • De werkzaamheden, te beschouwen als de primaire dienstverlening, in het kader waarvan Verantwoordelijke een opdracht heeft verstrekt aan Verwerker;
  • het onderhoud, waaronder updates en releases van het door Verwerker dan wel sub-verwerker aan Verantwoordelijke ter beschikking gestelde systeem;
  • het gegevens- en technische beheer, ook door een sub-verwerker;
  • de hosting, ook door een sub-verwerker.

 

 

CATEGORIEËN VAN BETROKKENEN

 

De persoonsgegevens die verwerkt worden hebben hoofdzakelijk betrekking op natuurlijke personen (betrokkenen) waaronder de medewerkers van Verantwoordelijke en natuurlijke personen die en relatie hebben met Verantwoordelijke (bijvoorbeeld klanten, toeleveranciers, leden, bezoekers, gasten, medewerkers, consumenten, burgers).

 

DERDEN

 

Wij schakelen onder andere deze derden (sub-verwerkers) in bij het uitvoeren van de onderliggende opdracht:

 

  • Onze systeembeheerder (Daemen-ICT)
  • Softwareleveranciers (zoals salarissoftwarepakket NMBRS en Loon van Loon salarissoftware B.V., rapportagesoftware UNIT4 Audition, financiële administratiestoftware Unit4 Accounting, Accountview en/of AFAS, aangiftesoftware AFAS Fiscaal insite alsmede scanprogramma’s Elvy en Basecone.

 

 

ANNEX 2

BEVEILIGINGSMAATREGELEN

 

 

BEVELIGINGSMAATREGELEN

 

De Verwerker heeft ter bescherming van de Persoonsgegevens tegen verlies of onrechtmatige Verwerking in ieder geval de volgende technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen getroffen:

  • backup- en herstelprocedures;
  • beveiliging van netwerkverbindingen;
  • bevoegdheden zijn toegewezen aan een beperkt aantal personen die met de uitvoering van de verwerking zijn belast (inclusief een periodieke controle hierop);
  • geïmplementeerd beveiligingsbeleid (incl. periodieke controle en implementatie van

wijzigingen hierop);

  • geheimhoudingsverklaringen in arbeidscontracten;
  • indringeralarm;
  • logische toegangscontrole door middel van wachtwoorden en persoonlijke

toegangscodes;

  • logging en controle van toegang tot de persoonsgegevens;
  • sub-verwerkersovereenkomsten met derden;
  • veilige wijze voor het opslaan van gegevensbestanden.
We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait. Als u doorgaat met het gebruiken van de website, gaan we er vanuit dat ermee instemt.